Prof. dr. ir. Ronald Roepman en Dr. Erik de Vrieze van het Radboudumc werken samen met nationale en internationale experts om te begrijpen hoe erfelijke achteruitgang van het netvlies (netvliesdegeneratie) ontstaat. Dit onderzoek richt zich op kegel- en kegel-staafdystrofieën, een ernstige vorm van netvliesziekte, en kan leiden tot de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
Achtergrond
Kegeldystrofieën (maculadegeneratie) zijn oogaandoeningen waarbij de kegeltjes beschadigd raken. Kegeltjes zijn de lichtgevoelige cellen in het netvlies die zorgen voor scherp zicht en het zien van kleuren. Wanneer deze cellen beschadigd raken, kunnen mensen slechter gaan zien, vooral overdag, en hebben ze moeite met lezen of gezichten herkennen. Dit heeft een grote invloed op het dagelijks leven. Wereldwijd komt kegeldystrofie voor bij ongeveer 1 op de 20.000 tot 100.000 mensen.
Kegel-staafdystrofieën zijn varianten van erfelijke netvliesaandoeningen waarbij eerst de staafjes en daarna ook de kegeltjes in het netvlies worden aangetast. Staafjes zijn cellen die belangrijk zijn voor het zicht in het donker. Een bekende vorm van kegel-staafdystrofie is retinitis pigmentosa en Usher syndroom. Deze aandoeningen komen vaker voor, namelijk bij 1 op de 4.000 mensen.
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek heeft als doel om beter te begrijpen hoe kegeldystrofieën en kegel-staafdystrofieën ontstaan en zich ontwikkelen. Tot nu toe zijn er meer dan 280 genen ontdekt die deze netvliesziektes kunnen veroorzaken. De eiwitten die door deze verschillende genen worden gemaakt, spelen een rol in verschillende processen in zowel de kegeltjes als de staafjes van het netvlies van het oog. Maar er zijn nu aanwijzingen dat een verstoring van algemene processen in kegeltjes en staafjes de oorzaak is van een heel aantal kegeldystrofieën. Door deze algemene processen heel precies in kaart te brengen, ofwel te onderzoeken wat er precies gebeurt in de cellen van het netvlies, verwachten de onderzoekers nieuwe therapieën te ontwikkelen die het verlies van zicht kunnen vertragen of zelfs stoppen. Het uiteindelijke doel is om behandelingen te ontwikkelen die voor een brede groep patiënten kunnen werken, onafhankelijk van de erfelijke mutatie die zij hebben.
Genen onderzoeken
Om dit doel te bereiken gaan de onderzoekers eerst de genen bestuderen die betrokken zijn bij de beschadiging van kegeltjes. Dit gebeurt met behulp van zebravismodellen en mini-netvliezen die zijn gekweekt uit stamcellen. Deze modellen helpen bij het begrijpen van welke genen actief worden tijdens de ziekte.
Eiwitten analyseren
Vervolgens onderzoeken de wetenschappers welke eiwitten in de kegeltjes aanwezig zijn en hoe deze veranderen tijdens de ziekte. Ze gebruiken hiervoor een techniek waarmee ze heel nauwkeurig kunnen meten welke eiwitten er in de cellen zitten.
Gegevens combineren
De resultaten van het gen- en eiwittenonderzoek worden gecombineerd om een duidelijk beeld te krijgen van wat er misgaat in de cellen. Op basis van deze informatie verwachten de onderzoekers nieuwe behandelingen te ontwikkelen die de kegeltjes kunnen beschermen..
Samenwerking
Dit project wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met experts van het Radboudumc, Leiden UMC, het Institute for Ophthalmic Research in Duitsland, en andere internationale partners. Door deze samenwerking kunnen de nieuwste technieken en inzichten worden ingezet om de oorzaken van erfelijke netvliesdegeneratie beter te begrijpen.
Verwachte resultaten en impact
Het onderzoek zal meer inzicht geven in hoe kegeldystrofie precies ontstaat. Deze kennis kan helpen bij het ontwikkelen van nieuwe behandelingen voor kegeldystrofieën waarbij de gen-mutatie van de patiënt niet uitmaakt. Naar verwachting kan hiermee de achteruitgang van het zicht afgeremd worden. Dit zal een enorm positieve impact hebben op de kwaliteit van leven van individuele patiënten. De kennis die in dit onderzoek wordt opgedaan, kan ook wereldwijd worden gebruikt voor grotere groepen patiënten met andere vormen van erfelijke blindheid.